De Afdeling is van oordeel dat de raad er geen blijk van heeft gegeven zich ervan te hebben vergewist of in redelijkheid doorslaggevend belang kan worden toegekend aan het voortzetten van de bestaande situatie. Daarbij is van belang dat het perceel van [appellant sub 3] direct grenst aan de gronden waarop bomen worden gekweekt, de woning van [appellant sub 3] op een afstand ligt van ongeveer 20 m tot deze gronden en niet is gebleken dat tussen deze gronden en het woonperceel een haag of andere afscherming ligt. Ter zitting is voorts door [appellant sub 3] naar voren gebracht dat de heersende windrichting uit het westen/zuidwesten komt, waardoor de drift van de ten westen van haar woonperceel liggende boomkwekerij doorgaans ook in de richting van haar woonperceel waait. ABRS 06-06-2018, ECLI:NL:RVS:2018:1887