Verzoek om handhaving ten aanzien van de uitbreiding van een veehouderij nabij het Lauwersmeer, omdat dit project werd uitgevoerd zonder vergunning op grond van de Wet natuurbescherming. Verweerder heeft eerder vergunning verleend voor dit project maar die vergunning is door de bestuursrechter vernietigd (Rechtbank Noord-Nederland 14-02-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:755). Weigering handhaving in verband met voornemen om wederom vergunning te verlenen. Tegen die weigering is door verzoekers een voorlopige voorziening gevraagd. Voordat de voorzieningenrechter uitspraak kon doen heeft verweerder de vergunning op grond van de Wnb voor het project alsnog verleend. Daartegen zijn de verzoekers in beroep gegaan en hebben zij tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van de vergunning geoordeeld dat deze moet worden vernietigd omdat verweerder de emissie (uitstoot) van stikstof door het bedrijf in de referentiesituatie onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en onvoldoende inzicht heeft in de bedrijfsvoering en de daarbij behorende emissie in de gewenste situatie. In de Wnb staat voorts dat wanneer er vergunning wordt verleend daarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt. Ook omdat er noch voor het project, noch in het verleden voor deze veehouderij een passende beoordeling is gemaakt, is de vergunning vernietigd. Omdat de voorzieningenrechter de vergunning vernietigt en er geen passende beoordeling is, is er op dit moment ook geen zich op legalisatie en had verweerder het verzoek om handhaving niet mogen weigeren. De voorzieningenrechter heeft verweerder daarom opgedragen om binnen twee weken opnieuw op het verzoek om handhaving te beslissen. Rechtbank Noord-Nederland 03-07-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2391.