Nieuw gestart bedrijf. De bewering dat de Europese Commissie weliswaar heeft ingestemd met het fosfaatrechtenstelsel, maar dat de verhoging van het fosfaatrecht van appellante buiten die instemming valt, is niet onderbouwd. Het College kan verweerder niet volgen in zijn betoog dat het Europese recht hem dwingt de eerdere verhoging ongedaan te maken. Appellante heeft grote investeringen gedaan in een melkveehouderij en het fosfaatrechtstelsel rijdt haar moderniseringsplannen stevig in de wielen. Zij heeft het melkveebedrijf gekocht voor ruim 2,7 miljoen euro en vernieuwingsinvesteringen gedaan. Op 2 juli 2015 had appellante een deel van haar plannen gerealiseerd. De stal had op dat moment 169 stalplaatsen voor melkkoeien. Op 2 juli 2015 hield appellante daadwerkelijk 56 melkkoeien. Haar voorganger mocht 93 melkkoeien houden. Verweerder erkent dat de financiële gevolgen van het fosfaatrechtstelsel voor appellante zo ingrijpend zijn dat gedwongen liquidatie dreigt. Het College is van oordeel dat mede gelet op de hoogte van de investeringen, het moment waarop appellante tot de aankoop van het bedrijf is overgegaan en alle overige omstandigheden van dit geval, het fosfaatrechtstelsel voor appellante een individuele en buitensporige last legt. Zonder compensatie in enigerlei vorm levert de situatie van appellante strijd op met artikel 1 van het EP en artikel 17 van het Handvest. Dit betekent niet dat alle gevolgen van het fosfaatrechtstelsel voor appellante ongedaan moeten worden gemaakt. Een deel van de gevolgen zal zij op grond van haar ondernemersrisico zelf moeten dragen. Een compensatie die een gelijke omvang heeft als de toepassing van de zogenoemde startersregeling van artikel 72 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, volstaat in dit geval. Dat betekent dat geen compensatie hoeft te worden geboden, zolang op grond van het bestreden besluit het fosfaatrecht 6.024 kg bedraagt. CBB 23-07-2019, ECLI:NL:CBB:2019:301