In een brief aan de Tweede Kamer gaat de minister onder meer in op verklaring voor het verschil in trends tussen berekende emissies en gemeten concentraties van ammoniak. Het RIVM en de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) hebben zich hierover gebogen. Het RIVM concludeert in zijn rapportage dat circa driekwart van het verschil verklaard kan worden door veranderingen in de atmosferische en chemische omstandigheden. Ammoniakconcentratie is voor een belangrijk deel afhankelijk van de concentraties van zwavelverbindingen en stikstofoxiden. Doordat de concentraties van deze stoffen zijn gedaald, verdwijnt er minder ammoniak uit de lucht. Deze betere luchtkwaliteit maakt dat er meer ammoniak in de lucht achterblijft en dat er dus hogere concentraties in de lucht worden gemeten. Het resterende verschil kan worden verklaard door aan te nemen dat de emissiedaling in de periode 2005–2016 minder groot is geweest dan tot nu toe is aangenomen. Het advies van de CDM op basis van een rapportage van de werkgroep NEMA laat zien dat er inderdaad aanwijzingen zijn dat emissies mogelijk minder snel zijn gedaald. De CDM adviseert nader onderzoek te doen naar de oorzaken hiervan. Kamerstukken II, 2018/19, 32670, nr. 143.