B&W hebben de aanvraag afgewezen, omdat die volgens hem in strijd is met artikel 37, eerste lid, van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2017 waarin is bepaald dat een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor geitenhouderijen door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van gebouwen voor het houden van geiten niet is toegestaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat artikel 37 van de VR 2017 een rechtstreeks werkende regel is als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Dat betekent dat de aanvraag door het college niet alleen aan het bestemmingsplan, maar ook aan dit rechtstreeks werkende artikel uit de VR 2017 moet worden getoetst. Dat in artikel 2, eerste lid, van de VR 2017 is opgenomen dat onder bestemmingsplan tevens wordt begrepen het geval van een omgevingsvergunning waarin artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, ten derde, toepassing vindt en het in dit geval niet om een dergelijke afwijkingsvergunning zou gaan, leidt er niet toe dat artikel 37 van de VR 2017 in deze zaak niet van toepassing is. Het in dat artikel opgenomen verbod werkt in alle gevallen rechtstreeks. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellante] erop gewezen dat het college bij een aanpassing van het bestemmingsplan van maart 2018 niet artikel 37 van de VR 2017 heeft opgenomen in het bestemmingsplan, terwijl dat artikel op dat moment al wel gold. Volgens haar kan het college haar om die reden niet tegenwerpen dat de aanvraag in strijd is met artikel 37. Anders dan [appellante] betoogt, brengt de omstandigheid dat het college bij de wijziging van het bestemmingsplan niet artikel 37 van de VR 2017 rechtstreeks in de planregels heeft opgenomen niet met zich dat de rechtstreekse werking van dat artikel in dit geval is komen te vervallen. ABRS 30-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3641