Het aantal fosfaatrechten dat aan appellante is toegekend is te laag vastgesteld. Het College is met verweerder van oordeel dat appellante met betrekking tot de verzuiveling ten behoeve van kaas, ijs, boter, karnemelk alsmede de huisverkoop van melk onvoldoende bewijs heeft overgelegd om te kunnen concluderen dat de door haar gestelde 373.862 kg melk daadwerkelijk is geproduceerd. Het beroep slaagt ten aanzien van het eigen gebruik van melk door appellante. Het eigen gebruik van melk ligt 730 kg hoger dan eerder aangenomen, omdat het gezin in 2015 bestond uit vijf personen in plaats van drie. Het aantal fosfaatrechten wordt verhoogd naar 2.113 kg. (was 2085 kg.) CBB 04-08-2020, ECLI:NL:CBB:2020:511

Tussen partijen resteert alleen als geschil of appellant op 2 juli 2015 één melkkoe hield. Verweerder gaat daar bij de toepassing van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 wel van uit en heeft het referentiegetal dienovereenkomstig aangepast. Ter zitting kon verweerder hierover geen uitleg geven. Daarin ziet het College aanleiding het er voor te houden dat appellant naast het jongvee op 2 juli 2015 één melkkoe hield. Deze beroepsgrond slaagt. Het vervangingsbesluit berust op een verkeerde feitelijke grondslag en is daarmee in strijd met artikel 72, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit. Het College verhoogt zelf het fosfaatrecht. CBB 04-08-2020, ECLI:NL:CBB:2020:524