Kort geding. Eén serieuze kandidaat. Hoger beroep tegen ECLI:NL:RBMNE:2023:6121. De gemeente is uit hoofde van de Wet op de lijkbezorging verplicht om de vestiging van een islamitische begraafplaats mogelijk te maken. Zij selecteert daarvoor een locatie. De eigenaar daarvan heeft het geselecteerde perceel verpacht en wil er uitsluitend vrijwillig afstand van doen indien hij in ruil daarvoor andere pachtgrond terugkrijgt. De gemeente bezit een perceel pachtgrond dat geruild kan worden en publiceert haar voornemen tot de ruil en de daarop volgende verkoop van het geselecteerde perceel aan de aspirant-beheerder van de begraafplaats. De beide pachters van de verschillende percelen willen in kort geding een verbod hebben op de voorgenomen ruil en op de voorgenomen verkoop. Zij beroepen zich erop dat het gaat om schaarse grond en dat zij ook interesse in die percelen hebben. Door hen de kans daarop te ontnemen handelt de gemeente volgens hen in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De voorzieningenrechter in de rechtbank geeft de pachters gelijk, maar het hof komt tot een andere beslissing. Het hof is namelijk van oordeel dat voor percelen telkens slechts één serieuze gegadigde is: de gemeente kan haar verplichting uit de Wet op de lijkbezorging uitsluitend nakomen door de verkoop aan de aspirant-begraafplaatsbeheerder, en kan dit pas na ruil tegen het andere pachtperceel. Het hof ziet geen aanwijzingen dat de gemeente bij de selectie van de begraafplaats-locatie uit willekeur of favoritisme heeft gehandeld en ook al niet dat daarbij andere oneigenlijke motieven hebben meegespeeld. Burgemeester en wethouders handelen volgens de pachters in strijd met de Gemeentewet, maar de bevoegde gemeenteraad is het kennelijk eens met het optreden van het gemeentebestuur. Dat het planologische traject nog moet worden doorlopen rechtvaardigt geen verbod in kort geding op de voorgenomen ruil en verkoop. Juist is dat indien de ruil en de verkoop eenmaal zijn uitgevoerd, deze transacties niet zo maar kunnen worden teruggedraaid, maar het belang van de pachters bij het voorkomen van deze onherstelbare situatie weegt niet op tegen het belang van de gemeente om haar publiekrechtelijke verplichting tot het mogelijk maken van de vestiging van de begraafplaats na te komen. Hof Arnhem-Leeuwarden 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4816.