Verzoeker is zoon van de overleden melkveehouder (de vader). Verzoeker wil na het overlijden van zijn vader de melkveehouderij voortzetten. Hij heeft de kantonrechter op grond van artikel 4:38 BW verzocht om zijn broers en zussen – de overige erfgenamen – te verplichten de gronden en andere tot de nalatenschap behorende goederen die nodig zijn voor de uitoefening van het bedrijf aan hem over te dragen tegen een prijs van € 405.076,00. Broer en zus hebben een verweerschrift ingediend, waarin zij zich vooral verzetten tegen de overdracht van de gronden tegen die prijs. Zij voeren aan dat verzoeker niet-ontvankelijk is omdat de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en er mede door de schuldenlast sprake is van een complexe situatie. Mocht de zaak toch inhoudelijk beoordeeld worden, dan betwisten zij dat verzoeker als voortzetter kan worden aangemerkt én dat aan de criteria van artikel 4:38 BW is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat verzoeker weliswaar ontvankelijk is, maar dat de belangen van de overige rechthebbenden door de overdracht ernstig worden geschaad, zodat het verzoek moet worden afgewezen. Rechtbank Overijssel 13-08-2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:4332.