Waardevaststelling van een landgoed op grond van de Natuurschoonwet 1928. Partijen zijn het eens over de vastgestelde brutomarktwaarde van het landgoed, maar partijen discussiëren over de kwalificatie van de buiten aanmerking te laten onbebouwde gronden als natuurterrein en bos/houtopstand. De rechtbank is met eiser van oordeel dat die gronden een substantieel hogere waarde hebben dan die van natuurterrein en/of bosgrond. Verweerder heeft waarde niet aannemelijk gemaakt en eiser, die verwijst naar de door de taxateur opgestelde taxatierapport, evenmin. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en stelt de waarde van het landgoed schattenderwijs vast. Rechtbank Midden-Nederland 08-07-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3521