Biedt de Wilg een grondslag voor de financiële verrekening van kwaliteitsverschillen van geruilde landbouwgronden via de lijst der geldelijke regelingen? AG Valk meent van wel. `Met de Wilg heeft de wetgever gekozen voor oppervlakte als ruilgrondslag. Die keuze sluit echter niet uit dat waardeverschillen tussen de ingebrachte en toegedeelde gronden via de LGR worden verrekend. Die verrekening is in overeenstemming met zowel het beginsel van proportionaliteit zoals dat in gevallen van eigendomsontneming geldt, als met het beginsel van redres van ongerechtvaardigde verrijking. Uit de wetsgeschiedenis van de Wilg blijkt dat die verrekening door de wetgever ook inderdaad is beoogd. Dat die verrekening geboden is, is evenzeer de algemene opvatting in de literatuur. Bij die stand van zaken is alleszins gelukkig dat de rechtbank voor die verrekening een grondslag in de Wilg heeft weten aan te wijzen. Die grondslag, namelijk art. 62 en 68 Wilg (respectievelijk lid 1 onder c sub 4 en lid 1 onder b sub 4), is mijns ook niet te zeer gekunsteld. Anders gezegd: een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van de Wilg, in het bijzonder van de art. 62 en 68 van die wet, brengt mee dat waardeverschillen tussen de ingebrachte en toegedeelde gronden via de LGR worden verrekend.` Parket Hoge Raad 16/03/2018, ECLI:NL:PHR:2018:258