Verlenging

Partij A en partij B hebben een pachtovereenkomst voor korte duur gesloten. Partij A vordert verlenging van deze overeenkomst met zes jaar. Zij stelt dat de bijzondere omstandigheden waarvoor de korte duur door de grondkamer is goedgekeurd, namelijk: 1) herontwikkeling van het gebied; en 2) het nemen van een verkoopbeslissing, zich niet hebben voorgedaan en ook niet meer zullen voordoen. Partij B voert verweer. Volgens haar is herontwikkeling wel aan de orde en kan er ook nog een verkoopbeslissing genomen worden. Partij B vordert in voorwaardelijke reconventie, voor het geval verlenging niet wordt toegewezen, ontruiming van het gepachte per 2 januari 2027. De pachtkamer oordeelt dat beide bijzondere omstandigheden waarvoor de korte duur is goedgekeurd, zich niet hebben voorgedaan en zich ook niet meer kunnen voordoen. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:325 lid 6 BW. De pachtovereenkomst wordt daarom verlengd met zes jaar, tot en met 31 december 2032. De reconventionele vordering van partij B blijft onbesproken, omdat de hieraan verbonden voorwaarde niet is ingetreden. Rechtbank Overijssel 07-10-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5997.

Facebook
Twitter
WhatsApp
Email