Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer die termijn van tien jaren is aangevangen. Vaststaat dat het perceel van [gedaagden c.s.] betrokken is geweest bij de ruilverkaveling Over-Betuwe Oost, die heeft geresulteerd in de toedelingsakte van 14 februari 2013. Met deze toedelingsakte is een nieuw eigendomsrecht op de bij de ruilverkaveling betrokken percelen ontstaan, omdat sprake is van een originaire eigendomsverkrijging. Dit betekent dat zowel een reeds op het moment van de inschrijving van de toedelingsakte voltooide verjaring als een vóór de ruilverkaveling aangevangen verjaringstermijn voor het door de ruilverkaveling ontstane eigendomsrecht zonder betekenis zijn. Een nieuwe verjaringstermijn kan aldus eerst na inschrijving van de toedelingsakte zijn aangevangen, te weten op 15 februari 2013, zodat de in artikel 3:99 lid 1 BW bedoelde verjaringstermijn van tien jaren op dit moment nog niet is voltooid. Van verkrijgende verjaring kan thans dan ook (nog) geen sprake zijn. Rechtbank Gelderland 27-02-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:885