Gelet op de overgelegde foto’s en de luchtfoto’s die ter zitting zijn getoond, onderschrijft het College het standpunt van verweerder dat sprake is van een (onverhard) pad. De kleur en structuur van het pad wijkt af van de kleur en structuur van de rest van het perceel. Appellante heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het pad desalniettemin landbouwkundig in gebruik is. Verweerder heeft het pad daarom terecht afgekeurd. De beroepsgrond van appellante slaagt niet. CBB 19-11-2019, ECLI:NL:CBB:2019:593

Ter zitting is duidelijk geworden dat op grond van de gewijzigde regelgeving eerst moet worden getoetst of het ANLb-contract aan alle daarvoor gestelde vereisten voldoet. Vervolgens moet er worden gekeken of, in de periode dat het perceel niet onder water staat, sprake is van subsidiabel landbouwareaal. Het College kan op dit moment niet zelf beoordelen of hier sprake van is. Ter zitting is de vraag aan de orde gekomen wanneer percelen als het onderhavige kunnen worden aangemerkt als subsidiabel landbouwareaal. Het College acht het namelijk aannemelijk dat bij percelen als het onderhavige sprake is van een bepaalde overgangsperiode, omdat percelen, nadat zij enige tijd onder water hebben gestaan in verband met plasdrasbeheer, na deze periode niet direct als subsidiabel landbouwareaal kunnen worden aangemerkt. Deze aanname heeft het College gebaseerd op de foto’s van verweerder en appellant die ter zitting zijn getoond. De foto’s van verweerder zijn vlak na het afvloeien van het water genomen. De foto’s van appellant zijn enkele weken later genomen. Op de foto’s van verweerder was een drassig perceel te zien dat op het eerste gezicht niet lijkt te kunnen kwalificeren als subsidiabel landbouwareaal. Op de foto’s van appellant was een groen perceel te zien, dat op het eerste gezicht wel gekwalificeerd kan worden als subsidiabel landbouwareaal. Omdat verweerder ter zitting niet paraat had hoe deze percelen normaliter beoordeeld worden, moet verweerder de toets of sprake is van subsidiabel landbouwareaal, alsmede de toets die ziet op het ANLb-contract, nog uitvoeren. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. CBB 19-11-2019, ECLI:NL:CBB:2019:596

Het College stelt aan de hand van de luchtfoto’s en de foto’s die ter zitting zijn getoond vast dat een groot gedeelte van de kleur en structuur van de percelen 86 en 89 afwijkt van de kleur en structuur van het omliggende grasland. Dit duit op verruiging. Met verweerder is het College van oordeel dat de percelen 86 en 89 voor minder dan 50% uit grasland bestaan, omdat er in vergaande mate sprake is van verruiging. Dit heeft tot gevolg dat de percelen 86 en 89 niet kunnen worden aangemerkt als subsidiabel landbouwareaal. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder de percelen 86 en 89 terecht geheel heeft afgekeurd. CBB 19-11-2019, ECLI:NL:CBB:2019:595