Het zal u niet ontgaan zijn: het langverwachte rapport van Remkes (Kamerstukken I 2022/23. 30252, nr. B) is op 5 oktober 2022 verschenen. Remkes benadrukt dat Nederland door de Habitatrichtlijn genoodzaakt is om de natuur in Nederland in stand te houden. De door het kabinet gestelde doelen blijven voor hem het vertrekpunt van het handelen. Aandachtspunt is wel dat de focus nu te veel op de landbouw en op stikstof ligt. De problematiek moet integraal benaderd worden, zodat doelen op gebied van stikstof, klimaat, water, dierwelzijn, bodem en gezondheid gerealiseerd worden. Tevens zullen de sectoren mobiliteit, industrie en bouw hun bijdrage moeten leveren.

Een belangrijke conclusie van Remkes is, dat er een andere aanpak mogelijk en nodig is. Het stikstofvraagstuk staat daarbij niet op zichzelf en moet onderdeel uitmaken van een brede transitie van de landbouw en het landelijk gebied. Tevens zijn er ook andere invalshoeken van algemeen belang, zoals economisch, agrarisch, maatschappelijk, ecologisch en juridisch. Deze invalshoeken raken buiten beeld door de dominante bril van stikstof, waar men nu veelal doorheen kijkt. In het rapport zijn vijfentwintig aanbevelingen voor verscherping, versnelling en verbreding gepresenteerd. Deze aanbevelingen haken onderling in elkaar moeten dan ook in samenhang met elkaar opgepakt worden. De aanbevelingen zijn geclusterd in drie lijnen.

Lijn1, korte termijn ‘Nederland moet van het slot af en ruimte maken’
Deze aanpak is gericht op het versneld (binnen één jaar) beëindigen van de emissies van 500 tot 600 piekbelasters die nabij Natura 2000-gebieden zijn gelegen. Dit kunnen zowel agrarische als industriële bedrijven zijn, maar naar verwachting zullen dit voornamelijk agrarische ondernemingen zijn. Reductie van emissies moet zoveel mogelijk op vrijwillige basis gebeuren, met als genoemde opties:

  • Overschakelen naar een andere bedrijfsvoering en/of extensivering van het bedrijf.
  • Stoppen/verplaatsen van het bedrijf. Binnen de mogelijkheden van de wet moeten de bedrijven maximaal en ruimhartig gecompenseerd worden, dit met de garantie dat er door te wachten geen beter aanbod meer komt.
  • Overheid moet alternatieve bedrijfsvoering, die gegarandeerd leidt tot vermindering van emissie, ten allen tijde ondersteunen.

Het wegnemen van de piekbelaster moet er voor zorgen dat de natuur niet langer verslechtert en dat er vergunningsruimte ontstaat. Daarnaast stelt Remkes voor om vergunningsruimte met 40% te reduceren en deze vervolgens in een stikstofbank onder te brengen, om zo PAS-melders en interimmers met voorrang aan een vergunning te helpen. Daarna kunnen belangrijke bouwprojecten worden vergund.

Lijn2, langjarig perspectief agrarische sector
De overheid krijgt het advies om te werken aan een visie waarbij perspectief voor de agrarische sector en een passende transitie van het landelijk gebied centraal staan. De huidige deadline van 2030 blijft staan, inclusief het gestelde doel van 50% reductie van stikstof, met ijkmomenten (tussenevaluatie) in 2025 en 2028. Indien er legitieme redenen zijn om af te wijken van de deadline van 2030, moet daar ruimte voor zijn.

Bij het bepalen van de voortgang moet het in stand houden van de natuur centraal staan. Men moet dan niet alleen naar de Kritische Depositie Waarde kijken. Het advies is om KDW op termijn uit de wet te halen, omdat deze indicator alleen aan stikstof is gerelateerd. Remkes adviseert om een juridisch houdbaar kader af te spreken, waarbinnen de doelen van stikstof, klimaat, water, bodem en gezondheid worden gewogen. Tevens moeten ondernemers de kans krijgen om hun bedrijf te sturen op een (afrekenbare) stoffenbalans, zodat de focus verschuift van depositie naar emissie.

Het stikstofkaartje dat op 10 juni jl. is gepresenteerd, is in de ogen van Remkes veel te gedetailleerd, hetgeen onrust heeft veroorzaakt. De landelijke overheid moet met regionale doelstellingen komen per gebied en deze stikstofkaart laten vervallen. De provincies moeten invulling geven aan deze doelstellingen. Volgens Remkes mag de landbouw niet het sluitstuk zijn van de ruimtelijke ordening. Goede landbouw moet op de juiste plek plaatsvinden. Remkes stelt dan ook voor om naar een zonering van gebieden te gaan, deze typeert hij als volgt:

  • Rode gebieden: Hier is onder voorwaarde van extensivering ruimte voor hoogproductieve landbouw.
  • Oranje gebieden: Dit zijn gebieden met kwetsbare natuur, waar alleen natuurinclusieve landbouw mogelijk is. Dat zal in veel gevallen voor de bedrijven een extensivering en omschakeling vereisen.
  • Gele gebieden: Overgangsgebieden rond de Natura 2000-gebieden. Hier is kleinschalige landbouw zonder schadelijke uitstoot mogelijk.
  • Groene gebieden: Natura 2000-gebieden waarin alleen zeer kleinschalige, biologische landbouw mogelijk is, zonder uitstoot van schadelijke gassen. De landbouw in deze gebieden moet direct bijdragen aan natuurbeheer en -herstel.

Nederland wil in haar eigen voedsel blijven voorzien. Maar niet alle producten kunnen we in de Nederlandse markt afzetten. Een deel van de afzet blijft bestemd voor Europese en wereldwijde ketens. De verwachting is dan ook dat de Nederlandse landbouw gericht blijft op kostprijsefficiënte productie. Het is daarom van belang, dat de overheid samen met de keten werkt aan het creëren van reële en harde verdienmodellen.

Lijn3, gebiedsgerichte transitie
Het inrichten van de gebiedsgerichte transitie is een taak van de provincies, het Rijk en de sectoren. Hiervoor moet de overheid duidelijke, integrale kaders bieden voor bodem, water, klimaat, natuur & dier en welzijn. Zo kunnen provincies en (agrarische) sectoren keuzes maken om bedrijven door te ontwikkelen, om te schakelen of te stoppen. Om dit te bereiken adviseert Remkes een Rijksgrondbank voor extensivering en doorontwikkeling van het Stikstoffonds.

Overige aanbevelingen
Verder doet Remkes nog de volgende aanbevelingen:

  • Innovaties op het gebied van voer en stalsystemen bieden kansen om bij te dragen aan de doelen. Remkes stelt voor om een nationaal innovatieprogramma op te zetten, zodat hier een versnelling ontstaat.
  • Overheidscoördinatie is nodig om reële en harde verdien modellen te creëren voor de agrarische sector.
  • Overheid moet niet alleen luisteren maar ook de dialoog aangaan. De kans wordt daarmee groter op breder gedragen maatregelen en dat zorgt voor meer vertrouwen.
  • Agrarische sector moet met één mond spreken om er zo meer kracht aan te geven.