De rechtbank overweegt dat voor zover de uitvoeringscommissie meent dat [verzoeker] niet meer kan opkomen tegen de toedeling, omdat deze heeft plaatsgevonden overeenkomstig zijn voorstel in de zienswijze, zij niet in dit standpunt kan worden gevolgd. [verzoeker] heeft weliswaar in zijn zienswijze – onder andere – voorgesteld om hem het mestbassin aan [adres 2] terug te geven, maar tijdens de daarna gehouden hoorzittingen heeft hij duidelijk kenbaar gemaakt dat een mestbassin op afstand voor hem zeer onwenselijk is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van veldkavelconcentratie, nu zowel in inbrengsituatie als in het definitieve ruilplan de veldkavels van [verzoeker] verspreid liggen over dezelfde drie locaties. Daarbij merkt de rechtbank op dat de overgelegde toedelingskaart en gecombineerde kaart een onjuist beeld geven van de toedeling, aangezien daarop de aan [verzoeker] toegedeelde veldkavel met het mestbassin aan [adres 2] (van 15 are) ontbreekt. Dat een deel van de veldkavels in het ruilplan dichter bij de huis/bedrijfskavel van [verzoeker] is komen te liggen, betekent evenmin een afstandsverkorting voor [verzoeker] . Vanwege de ligging van het mestbassin moet [verzoeker] feitelijk net zo vaak naar [adres 2] rijden als in de inbrengsituatie. Een mestbassin kan bovendien naar onbestreden stelling van [verzoeker] niet worden gerealiseerd op de veldkavels aan [adres 1] , omdat deze kavels aan een onverharde weg liggen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met deze toedeling voor [verzoeker] geen sprake is van een verbetering ten opzichte van zijn inbreng, maar veeleer van een verslechtering, doordat alle veldkavels op een afstand van ongeveer 4 kilometer van het mestbassin zijn gelegen. Hierbij wijst de rechtbank erop dat de uitvoeringscommissie blijkens het verslag van de hoorzitting van 7 april 2016 zelf ook van oordeel is dat de toedeling aan [verzoeker] onlogisch is. Gezien het vorenstaande is de rechtbank vooralsnog van oordeel dat het ruilplan niet ongewijzigd in stand kan blijven. Nu de uitvoeringscommissie ter zitting heeft verklaard dat [verzoeker] zijn inbreng aan [adres 2] niet kan terugkrijgen, omdat deze veldkavels aan een derde zijn toegedeeld, ziet de rechtbank aanleiding het beroep aan te houden teneinde de uitvoeringscommissie in de gelegenheid te stellen een voorstel tot wijziging van het ruilplan te doen dat wel voldoet aan de uitgangspunten voor de herverkaveling. Vervolgens zal [verzoeker] in de gelegenheid worden gesteld op het voorstel van de uitvoeringscommissie te reageren. Rechtbank Overijssel 26-04-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:4286

Geen aanpassing ruilplan. De omstandigheid dat èèn van de betrokken wegen een zandweg is, behoefde niet aan toedeling van de aan deze weg gelegen gronden in de weg te staan. Rechtbank Overijssel 21-03-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:4218