X is landbouwer en stelt dat hij een recht van overpad heeft over een weg op percelen van Y. Daarop bevinden zich paarden. De weg is afgesloten met hekken. In deze procedure vordert X dat Y de hekken en de paarden verwijdert en dat de weg wordt verbreed tot 5 meter. Y op zijn beurt vordert een verklaring voor recht dat X geen recht van overpad heeft, althans, als de rechtbank een dergelijk recht aanneemt, om deze op te heffen. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een recht van overpad, maar dat X in de uitoefening daarvan niet onrechtmatig wordt belemmerd. De hekken zijn niet op slot en kunnen makkelijk geopend worden. Ook de paarden kunnen weggeleid worden. Y is ook bereid om de hekken open te zetten en/of de paarden te verwijderen, als X hem dat vraagt. Verder oordeelt de rechtbank dat X geen recht heeft op doorgang over een breder pad dan de huidige 3 meter. De vorderingen worden over en weer afgewezen. Rechtbank Noord-Nederland 28-05-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:2113.