Appellanten zijn eigenaars van het landgoed [naam landgoed] met een oppervlakte van ruim 100 hectare, gelegen in de gemeenten [gemeente] . De op het landgoed gelegen hoeve [naam hoeve] , omvattende een boerderijwoning met bedrijfsgebouwen en percelen landbouwgrond, is verpacht aan [verweerders] . [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] exploiteren daarop ieder een eigen bedrijf, waarbij zij ieder ongeveer de helft van de hoeve gebruiken. Op het door hem in gebruik zijnde gedeelte van het gepachte exploiteert [verweerder sub 1] ook een boerderijcamping. Appellanten hebben in het inleidende verzoekschrift verzocht om een bevel tot een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging van de hoeve en de percelen die door [verweerder sub 1] worden gebruikt. Daaraan hebben zij ten grondslag gelegd dat [verweerder sub 1] ernstig tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de pachtovereenkomst, omdat hij zonder voorafgaande toestemming grond heeft laten storten op het gepachte en zonder toestemming een professionele camping op het gepachte exploiteert, terwijl de wijze van gebruik van het gepachte ook te wensen overlaat. Nu [verweerder sub 1] voor het overige niets heeft aangevoerd dat tot de conclusie zou moeten leiden dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat [appellanten] misbruik maken van de bevoegdheid om toepassing van dit middel te verlangen, dan wel dat sprake is van een ander zwaarwichtig bezwaar waarop het verzoek van [appellanten] zou moeten afstuiten, zal het hof dit verzoek toewijzen. In de omstandigheid dat er sprake is van één pachtovereenkomst tussen [appellanten] als verpachters en [verweerders] als pachters ziet het hof aanleiding om dit verzoek zowel tegen [verweerder sub 1] als tegen [verweerder sub 2] toe te wijzen. Hof Arnhem-Leeuwarden 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4062