Het aantal betalingsrechten wordt bepaald op basis van het aantal subsidiabele hectaren landbouwgrond dat een landbouwer op 15 mei 2015 in gebruik heeft en als zodanig in de verzamelaanvraag van de Gecombineerde opgave 2015 heeft opgegeven. Aangezien niet in geschil is dat appellant de oppervlakte van 6,96 ha van de acht percelen op 15 mei 2015 in gebruik had en dat dit subsidiabele hectaren betreffen, heeft verweerder de oppervlakte van deze percelen terecht betrokken bij het vaststellen van het aantal betalingsrechten. Het bedrijf had deze hectaren niet opgegeven omdat het om eenjarige pacht ging. CBB 05-02-2018, ECLI:NL:CBB:2018:12.

Op basis van de door appellant gepresenteerde stukken is het College van oordeel dat de feitelijke situatie aldus een andere lijkt te zijn dan waarvan verweerder is uitgegaan. Niet is vast komen te staan dat de greppel 1,9 meter breed is zoals verweerder heeft gesteld. Hoewel, zoals verweerder ter zitting van het College terecht heeft opgemerkt, op de door appellant getoonde foto’s ook pitrus is te zien, biedt dit op zich zelf genomen onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het gehele door verweerder afgekeurde gedeelte van de greppel om die reden geen landbouwareaal zou zijn. De beroepsgrond van appellant slaagt dan ook. CBB 30-01-2018, ECLI:NL:CBB:2018:11

Voormalige vuilstortplaats. Niet tot het bedrijf behorende landbouwgrond. Niet de feitelijke beschikkingsmacht om teelt- en bemestingsplan op elkaar af te stemmen. De bepalingen in de pachtovereenkomst beperken de vrijheid om over de percelen te beschikken. CBB 13-12-2017, ECLI:NL:CBB:2017:418

Geen kennelijke fout. Papieren opgave. Perceel opgegeven met een oppervlakte van 6,92 a en daarnaast ingetekend op de bedrijfskaart en daarbij expliciet 6,92 ha vermeld. Geen tegenstrijdigheid, want het is op het oog niet te zien dat dat ingetekende oppervlakte van het perceel afwijkt van de opgegeven oppervlakte. Daarvoor is het verschil te klein. CBB 13-11-2017, ECLI:NL:CBB:2017:454

Niet in geschil is dat op de percelen 16, 17 en 18 pitrus groeit. Het College heeft geen aanwijzingen dat pitrus moet worden aangemerkt als gras of kruidachtig voedergewas. Beoordeeld moet dus worden of de grassen en andere kruidachtige voedergewassen op die percelen overheersen. Daarvan is sprake als zij meer dan 50% van het subsidiabele areaal innemen. Voor het College is niet duidelijk geworden op grond waarvan verweerder het percentage van 60% hanteert, zij het dat appellante daardoor niet wordt benadeeld. In zijn algemeenheid kan niet met vrucht worden gezegd dat verweerder percelen niet op basis van luchtfoto’s kan beoordelen. In de onderhavige zaak heeft verweerder daarmee echter niet mogen volstaan. Beroep gegrond. CBB 02-11-2017, ECLI:NL:CBB:2017:419

Het College overweegt dat verweerder in dit geval, waarin hij geen enkele twijfel koesterde over de aan de luchtfoto’s ontleende meetgegevens, kon afzien van het houden van een veldinspectie en zich bij het vaststellen van de subsidiabele oppervlakte van de percelen van appellante uitsluitend kon baseren op de luchtfoto’s. Voor zover appellant stelt dat verweerder de percelen met een veldmeting had moeten komen opmeten, kan deze stelling niet slagen. Met de enkele verwijzing naar de kadastrale gegevens heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de subsidiabele oppervlakten van de percelen op grond van de luchtfoto’s onjuist heeft vastgesteld. Anders dan appellante meent, zijn de kadastrale maten niet maatgevend voor de bepaling van de subsidiabele oppervlakte. CBB 26=10-2017, ECLI:NL:CBB:2017:440