Het hof heeft in het laatste tussenarrest [pachter] toegelaten tot tegenbewijs van het voorshands bewezen geachte feit dat de gronden zijn onderverpacht, althans niet door [pachter] persoonlijk in gebruik zijn geweest gedurende een aantal jaren. Daarnaast moest [pachter] volledige openheid van zaken geven over het suikerquotum. Niet is komen vast te staan dat [pachter] is tekortgeschoten door onder te verpachten of het gepachte niet persoonlijk te gebruiken. De verder gestelde tekortkomingen leiden ook niet tot ontbinding. Het moet er voor worden gehouden dat [pachter] over niet meer bietenquotum in Nederland beschikte dan hij heeft ingeleverd. De helft van het met het gepachte samenhangende quotum dient hij nog af te rekenen met [verpachter]. Verder gaat het hof uit van het door LNV betaalde bedrag. [verpachter] heeft aangevoerd dat [pachter] recht zal hebben gehad op een extra vergoeding van Cosun, maar daar houdt het hof geen rekening mee. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om dat als vaststaand aan te kunnen nemen. [pachter] zal worden veroordeeld om aan [verpachter] te voldoen 13.14.45/27.78.00 x € 5.147,09 : 2 = € 1.217,71. [pachter] heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een tekortkoming omdat hij bij het einde van de pachtovereenkomst over vervangend quotum zou hebben kunnen beschikken. Vast staat echter dat hij het suikerquotum zonder toestemming heeft vervreemd en bij het einde van de pacht niet meer heeft kunnen overdragen aan [verpachter] . De tekortkoming van [pachter] oordeelt het hof echter niet zodanig dat deze de ontbinding van de pachtovereenkomst met alle gevolgen rechtvaardigt. De tekortkoming is relatief gering en ook het geldelijk daarmee gemoeide belang. Hof Arnhem-Leeuwarden 11-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6268