De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit van 12 december 2016. Het rechtsgevolg van een natuurbeheerplan is dat daarbij wordt bepaald welke subsidies ingevolge de in de bijlage genoemde subsidieregelingen voor de in het plan opgenomen percelen kunnen worden aangevraagd. Alleen het belang van degenen die tot de kring van mogelijke aanvragers behoren en van degenen die er bezwaar tegen hebben dat zij niet tot die kring behoren, omdat hun percelen ten onrechte niet zijn opgenomen in het natuurbeheerplan, is rechtstreeks bij een besluit tot vaststelling van een natuurbeheerplan betrokken. De percelen van [appellant] zijn niet in de wijziging van het natuurbeheerplan opgenomen en hij heeft in zijn bezwaarschrift evenmin gesteld dat één of meer van zijn percelen ten onrechte niet in de wijziging is opgenomen. Daarom behoort hij niet tot de kring van belanghebbenden bij de 1e partiële herziening van het Natuurbeheerplan 2017. Dat hij eigenaar wil of wilde worden van het perceel waar zijn bezwaren betrekking op hebben is niet voldoende om hem als belanghebbende aan te merken. Bepalend is of een betrokkene op het moment van vaststelling van het natuurbeheerplan eigenaar of erfpachter is of uit een gesloten overeenkomst blijkt dat hij eigenaar of erfpachter zal worden. Nu [appellant] op dat moment geen eigenaar of erfpachter was en tussen hem en de provincie geen overeenkomst tot koop van het perceel was gesloten, kon hij ingevolge artikel 2.1, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer niet tot de kring van mogelijke aanvragers van een subsidie worden gerekend. Dat de aanwijzing van een beheerstype mogelijk invloed heeft op de wildstand van het perceel en daarmee op de wijze waarop hij zijn jachtrecht kan uitoefenen, maakt [appellant] evenmin tot belanghebbende. Nu [appellant] terecht niet als belanghebbende is aangemerkt, wordt niet toegekomen aan een inhoudelijk oordeel over de vraag of het college bij het besluit van 12 december 2016 had moeten ingaan op zijn zienswijze. ABRS 12-09-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2957