De rechtbank overweegt dat uit de definitie van een grondgebonden bedrijf en een grondgebonden veehouderij blijkt dat een veehouderij, zoals een geitenhouderij, als grondgebonden kan worden aangemerkt als het bedrijf (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel. Deze agrarische grond dient te behoren tot het bedrijf of de bedrijfsvoering van het bedrijf. De veehouder dient zelfde gronden te gebruiken in zijn eigen bedrijfsvoering, los van de bedrijfsvoering van akkerbouwer. Anders is er immers feitelijk sprake van aanschaf/koop van ruwvoer van derden en het afzetten van mest bij derden. Volgens de rechtbank is op dit moment slechts zeker dat 22,05 ha van de benodigde 48 tot 58 ha aan gronden tot het bedrijf of de eigen bedrijfsvoering behoort. Het door de veehouder voorgestane bedrijf had het college dan ook niet mogen aanmerken als een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6028