De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB is op enkele onderdelen gewijzigd. Zo is de minimale periode voor vanggewassen verkort. Met de komst van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/11551 van de Commissie van 15 februari 2017 is Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 op onderdelen gewijzigd. Eén van de wijzigingen betreft de vaststelling van een Europese minimumperiode waarin de arealen met vanggewassen, die worden ingezet in het kader van de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, aanwezig moeten zijn. Die periode mag, ingevolge artikel 45, negende lid, van Verordening (EU) 639/2014, niet korter zijn dan acht weken. In Nederland bedraagt de minimale teeltperiode voor vanggewassen 10 weken. Deze eis is vastgelegd in ‘de voorwaarden voor het telen van gewassen’ in bijlage 2 bij de uitvoeringsregeling. De Tweede Kamer heeft de regering verzocht (motie Lodders, kamerstuk 21 501-32, Nr. 1075) zo spoedig mogelijk, binnen de kaders van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, deze eis te vervangen door de Europese minimum aanhoudperiode van acht weken. Dat is dus nu gebeurd. (Stcrt. 2018 nr. 16840)