Bij brief van 23 juni jl. (kenmerk: BPZ / 33065530) stuurt de minister van LNV de Tweede Kamer de laatste versie van het concept-Landbouwakkoord, zoals die op verzoek van de hoofdtafel is afgerond door de onafhankelijk voorzitter. De minister hecht eraan daarbij te benadrukken dat deze teksten geen van de partijen kunnen binden, dat geldt in algemene zin voor de teksten en ook specifiek voor de financiële aspecten. Dat geldt niet alleen het kabinet, maar nadrukkelijk ook alle overige partijen.
Op verscheidene punten in de tekst was immers de discussie nog gaande, dat gold voor alle partijen. Zo was er serieus verschil van inzicht ten aanzien van het vraagstuk grondgebondenheid, waar landbouwpartijen (LTO, NAJK, Biohuis) andere inzichten hadden, evenals de andere deelnemers aan het Landbouwakkoord. Dat gold ook voor vragen ten aanzien van uitvoering zoals bijvoorbeeld uitvoering van de afroming.
Gezien de nu ontstane situatie heeft het kabinet zich beraden op het vervolgtraject. Duidelijk is dat de besprekingen om te komen tot een Landbouwakkoord zijn beëindigd. Overeenkomstig het voorstel van de heer Remkes zal het kabinet mede op basis van de elementen uit de gevoerde gesprekken toewerken naar een kabinetsplan, om invulling te geven aan het proces van de benodigde transitie. Daarbij zal het kabinet ook bezien in hoeverre de inhoud van het concept-Landbouwakkoord wordt betrokken bij het toekomstige landbouwbeleid. De verslaglegging en analyse van de voorzitter van het Landbouwakkoord zal daarbij eveneens worden meegenomen.
Het kabinet wil die vormgeving zorgvuldig doen en zal in september komen met een aanpak in een Landbouwbrief. Hierin zal betrokken worden het economisch perspectief voor de boeren en de wijze waarop de doelen voor klimaat, water, stikstof, bodem, natuur worden gehaald. Die aanpak zal elementen van subsidiëren, normeren en beprijzen bevatten.