Beroep gegrond. Uit de uitspraken van 9 juli 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:280) en van 29 oktober 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:538) van het College volgt dat artikel 23, zesde lid, van de Msw zich er niet tegen verzet dat bij de vergelijking met een alternatieve peildatum wordt gerekend met de melkproductie en dieraantallen uit verschillende jaren. Appellante heeft onweersproken gesteld dat de dierziekte geen invloed heeft gehad op de dieraantallen die op 2 juli 2015 aanwezig waren. Dat betekent naar het oordeel van het College dat verweerder bij de toepassing van de knelgevallenregeling voor wat betreft de dierziekte uit had moeten gaan van de dieraantallen op 2 juli 2015 in combinatie met de melkproductie over 2013 en dat verweerder om die reden de knelgevallenregeling onjuist heeft toegepast. Het College ziet verder geen aanleiding om, in afwijking van de registratie in het I&R-systeem, bij het vaststellen van het fosfaatrecht ook de 22 stuks jongvee ouder dan 1 jaar te betrekken die appellante bij twee andere bedrijven had ondergebracht. Voor zover moet worden aangenomen dat het jongvee elders is ondergebracht in verband met de bouwwerkzaamheden die op 1 september 2014 zijn aangevangen, zou sprake zijn van twee peildata, 2 juli 2015 voor het aantal melk- en kalfkoeien en het jongvee jonger dan een jaar en 31 augustus 2014 voor het aantal jongvee ouder dan 1 jaar. Op 31 augustus 2014 hield appellante echter 11 stuks jongvee ouder dan 1 jaar. Ook indien daarbij het aantal van 22 stuks jongvee wordt opgeteld kan dit er niet toe leiden dat het fosfaatrecht hoger wordt vastgesteld dan op basis van de peildatum van 2 juli 2015. CBB 01-12-2020, ECLI:NL:CBB:2020:882