De minister heeft de derogatievergunning voor het jaar 2020 ingetrokken omdat de melkveehouderij zich niet heeft gehouden aan de voorwaarde dat direct aansluitend en uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar een vanggewas wordt geteeld. Bij een in maart 2021 gehouden controle werd geen (restspoor van een) vanggewas gezien. Het College houdt het ervoor dat er na de teelt van de maïs geen vanggewas is geteeld. Op geen enkele wijze blijkt dat daadwerkelijk een vanggewas is ingezaaid. Omdat uit het intrekkingsbesluit niet blijkt van een belangenafweging en de minister ter zitting heeft bevestigd dat hij zich geen beeld heeft gevormd van de relevante belangen en deze dus ook niet heeft afgewogen, zal het College het intrekkingsbesluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:4, eerste lid, van de Awb. Het beroep is gegrond. CBB 30-04-2024, ECLI:NL:CBB:2024:304.