Verhuur binnen vijf jaar aan een derde. Het komt de A-G voor dat de BOR voor het voortzettingsvereiste in beginsel het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 volgt, tenzij anders is voorzien gezien de specifieke aard van de BOR. Daarover merkt de A-G op dat de kern van de regeling van de BOR is dat de schenk- of erfbelasting vanwege het belang van de onbelemmerde voortzetting van economische bedrijvigheid, geen bedreiging mag vormen (liquiditeitsargument) voor reële bedrijfsoverdrachten. In dat kader past het volgens de A-G niet om aan verhuur van de onderneming, met volledig behoud van de eigendom, meer bezwarende fiscale consequenties te verbinden dan er zouden zijn binnen de inkomstenbelasting, zoals het terugnemen van de BOR. Parket HR 30-05-2022, ECLI:NL:PHR:2022:523