Op Prinsjesdag is het Belastingplan 2025 gepresenteerd. Enkele voor de agrarische sector van belang zijnde voorgenomen fiscale wijzigingen zijn:
- Verhoging aangrijpingspunt toptarief inkomstenbelasting en jaarlijkse indexatie. Het tarief in de eerste schijf dat geldt tot een inkomen van € 38.441 wordt verlaagd van 36,97% naar 35,82%. Er komt een tweede schijf met een tarief van 37,48%, dat geldt voor inkomens tussen de € 38.441 en € 76.817. De bovengrens van de tweede schijf in de inkomstenbelasting wordt dus verhoogd van € 75.519 naar € 76.817, waardoor belastingplichtigen minder snel in het toptarief in de inkomstenbelasting vallen. Het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting zal ook jaarlijks worden geïndexeerd;
- Verlaging AB tarief tweede schijf. Het tarief van de tweede schijf van box 2 (aanmerkelijk belang) wordt per 1 januari 2025 verlaagd van 33% naar 31%;
- Wijzigingen Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw. In de CO2-heffing glastuinbouw worden enkele technische verbeteringen doorgevoerd. Daarnaast wordt de aangiftetermijn gesteld op ten minste drie maanden na het einde van het tijdvak waarover aangifte wordt gedaan;
- Aanvraagprocedure MIA en Vamil wordt in lijn gebracht met EIA. Op dit moment heeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) slechts een adviserende rol richting de inspecteur bij een aanvraag MIA/Vamil. RVO gaat de aanmeldingen voortaan zelf beoordelen zoals ook het geval is bij de EIA. Tegen een verklaring van RVO kan de belastingplichtige in bezwaar en beroep. Hierdoor is de inspecteur niet langer verantwoordelijk voor de materiële beoordeling van de aangevraagde investering en de formele vaststelling daarvan. Op deze manier wordt in een eerder stadium duidelijkheid aan de aanvrager verschaft;
- Aanpassing van de vrijstelling voor kavelruil in het landelijk gebied. De kavelruilvrijstelling wordt conform de eerdere Internetconsultatie aanpassing kavelruilvrijstelling op enkele punten gewijzigd:
- De kavelruilvrijstelling is niet langer van toepassing op de verkrijging van een woning, inclusief rechten waaraan deze is onderworpen, de ondergrond en eventuele aanhorigheden daarbij. Deze aanpassing geldt echter niet voor agrarische bedrijfswoningen.
- De kavelruilvrijstelling is niet langer van toepassing op de verkrijging van een andere opstal dan een woning inclusief de ondergrond en rechten waaraan die opstal is onderworpen en tot die opstal behorende aanhorigheden. Deze aanpassing geldt echter niet voor opstallen die geheel of nagenoeg geheel agrarisch geëxploiteerd worden.
- Voor agrarische bedrijfswoningen en opstallen die agrarisch geëxploiteerd worden, geldt dat de agrarische exploitatie ten minste 10 jaar moet worden voortgezet. Indien niet aan de voortzettingseis wordt voldaan, is de vrijstelling niet meer van toepassing en is alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd. De voortzettingseis geldt echter niet voor onbebouwde grond.
- Indien niet aan de voortzettingseis wordt voldaan als gevolg van overheidsingrijpen, leidt dit niet tot (na)heffing van overdrachtsbelasting;
- Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling. Een aantal wijzigingen is al in het voorgaande belastingplan aangenomen maar treedt pas per 1 januari 2025 in werking. Dit betreft met name de beperking van de BOR en de doorschuifregeling aandelen (DSR ab) met betrekking tot het gemengd gebruik. In geval van keuzevermogen, dus minder dan 90% zakelijk, zal de BOR en DSR ab naar rato van gebruik van toepassing zijn. Het betreft hier uitsluitend bedrijfsmiddelen met een waarde van meer dan € 100.000. In het belastingplan is wel een technische wijziging aangebracht, dat schulden die verbonden zijn aan die activa in mindering gebracht mogen worden. Met ingang van 2026 wordt de BOR en DRS ab nog slechts van toepassing op “gewone” aandelen. In principe worden alle aandelen met bijzondere (winst-)rechten uitgesloten van de regelingen. Dit betreft ook aandelen waarbij een hoger winstaandeel op basis van gestort agio wordt toegekend. Voor de nieuwe regeling wordt niet meer aangesloten bij het begrip aanmerkelijk belang maar wordt alleen gekeken naar minimaal 5% in het geplaatste kapitaal. Voor preferente aandelen in het kader van een bedrijfsovername blijft de regeling onder voorwaarden van toepassing. Met ingang van 1 januari 2025 wordt de voortzettingstermijn in de BOR verkort van 5 naar 3 jaar. Dit betreft overdrachten die na 31 december 2024 plaatsvinden. De bezitstermijn blijft onveranderd op 5 jaar. Met ingang van 1 januari 2026 wordt de bezitstermijn voor oudere ondernemers en aandeelhouders verlengd. Dit geldt zowel voor de erfbelasting als de schenkbelasting. De huidige termijnen van 1 en 5 jaar worden voor ieder jaar dat de erflater ouder is dan 2 jaar na de AOW-leeftijd met 6 maanden verlengd. Voor schenking geldt een termijn van 6 jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd. Voor een schenking door iemand met een leeftijd van AOW plus 8 jaar bedraagt de bezitseis 6 jaar (5 jaar plus (8-6 jaar) :2). Met ingang van 1 januari 2026 wordt het niet mogelijk om de BOR 2 maal te gebruiken voor eenzelfde onderneming. Als een in het verleden verkochte onderneming wordt teruggekocht dan is de BOR niet van toepassing op de oorspronkelijke koopsom. Zowel het begrip terugkoop als de groep van (terug)verkopers is hierbij ruim omschreven.