Het kabinet heeft op 9 december besloten om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting niet af te schaffen, maar aan te passen waar nodig, zo blijkt uit de Kamerbrief. Dit is de reactie op het eerder dit jaar verschenen evaluatierapport van het Centraal Planbureau over de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting. Deze aanpassing is in lijn met het coalitieakkoord, waarin is opgenomen dat de continuïteit van familiebedrijven wordt ondersteund door (reële) bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken. Tegelijkertijd wordt oneigenlijk gebruik van de regeling tegengegaan.

In lijn met de kabinetsreactie eerder dit jaar op het IBO Vermogensverdeling, wil het kabinet aan derden verhuurd vastgoed standaard aanmerken als beleggingsvermogen voor de BOR en de DSR. Onroerende zaken die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening blijven dan tot het ondernemingsvermogen behoren. De benodigde wetsaanpassing zal deel uitmaken van het Belastingplan 2024.

In de komende maanden kijkt het kabinet naar de beste manier om de DSR en BOR verder aan te passen met als doel een positief effect op de doelmatigheid en  uitvoerbaarheid van de regelingen. Zowel vanuit het perspectief van ondernemers  als de Belastingdienst. Daarbij zal onder meer onderzoek worden gedaan naar de volgende mogelijkheden:

  • het onderscheid tussen ondernemings- en beleggingsvermogen verbeteren;
  • toegang tot de BOR en DSR beperken tot reguliere aandelen;
  • het laten vervallen / anders vormgeven van de dienstbetrekkingseis in de DSR;
  • de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR aanpassen zodat deze beter past bij de dynamiek van ondernemingen. En als laatste;
  • de toepassing van de DSR en BOR beperken tot een eenmalige toepassing bij overdracht van dezelfde onderneming tussen dezelfde personen.

In het voorjaar zal het kabinet de tussentijdse conclusies ten aanzien van bovenstaand onderzoek meenemen in de besluitvorming. De Tweede Kamer wordt uiterlijk aan het eind van de eerste helft van 2023 nader geïnformeerd over de exacte uitkomsten daarvan. Daarna is het kabinet voornemens om de uitkomsten van het onderzoek mee te nemen in het Belastingplan 2024.